Je kunt nu ...
BB/KB
Spreken 1. Je kent nu Engelse woorden die te maken hebben met de boerderij. 2. Je weet nu hoe je een script maakt voor een filmpje. 3. Je kunt een korte tekst voorlezen en opnemen. Schrijven 1. Je kunt nu je mening geven. 2. Je kunt nu informatie over jezelf geven. 3. Je kunt nu Engelse standaardzinnen aanpassen zodat het in jouw tekst past. |
GL
Spreken 1. Je kent nu Engelse woorden die te maken hebben met de boerderij. 2. Je weet nu hoe je een script maakt voor een filmpje. 3. Je kunt een korte tekst voorlezen en opnemen. 4. Je kunt een korte ingestudeerde presentatie geven. Schrijven 1. Je kunt nu je mening geven. 2. Je kunt nu informatie over jezelf geven. 3. Je kunt nu Engelse standaardzinnen aanpassen zodat het in jouw tekst past. 4. Je kunt nu een langere tekst schrijven. |